Oecumenische Basisgemeente Apeldoorn |
Geloven in de geest van Meester Eckhart3 maart 2019 |
Muziek Welkom en mededelingen Zingen: Ruimte waar het licht kan komen Meester Eckhart: wie was hij? Eckhart werd omstreeks 1260 geboren in een gegoede familie in de buurt van Hochheim in Thüringen. Vandaar dat hij ook wel Eckhart van Hochheim werd genoemd. Op 15-jarige leeftijd trad hij toe tot de orde der Dominicanen, één van de nieuwe ordes die in de 12e en 13e eeuw werden gesticht en aansloten bij de veranderende tijdgeest. In die tijd al begon het feodale gezag van de landheer en de bisschop af te brokkelen en begonnen mensen tot zelfstandig bewustzijn te komen. Als gevolg daarvan ontstonden lekenbewegingen die los van de kerkelijke structuur op zoek gingen naar een nieuwe spiritualiteit van soberheid, gemeenschapszin en authenticiteit (onze basisgemeente heeft dus een lange voorgeschiedenis!). Deze lekenbewegingen kregen veel aanhang en werden daarom vanuit de Kerk met de nodige argwaan bekeken. Daarom werd geprobeerd nieuwe verbindingen te maken tussen de lekenbewegingen en de Kerk, o.m. door het stichten van kloosters waaronder de orde van de Dominicanen in 1216. Evenals de lekenbewegingen koos Dominicus voor een aanpak waarin soberheid en bescheidenheid centraal stonden. Dominicanen moesten niet vanuit een machtspositie (s)preken, maar hun toehoorders vanuit persoonlijk inzicht tot een vrijwillige keuze voor het christendom brengen. In die context ontving Eckhart zijn basisopleiding bij de Dominicanen en deed hij diverse vervolgstudies waarna hij tot priester werd gewijd. Blijkbaar viel hij op als een goed wetenschapper en bestuurder want al op 34 jarige leeftijd werd hij lector van het Dominicaner convent in Parijs en een jaar later prior van het Dominicanenklooster in Erfurt. Op zijn 42e promoveerde hij in Parijs tot magister (meester) in de theologie en op zijn 44e werd hij benoemd tot provinciaal van ordeprovincie Saxonia. Vervolgens steeg hij daarna nog verder in de Dominicaner hiërarchie. Maar rond zijn 50e jaar ontstond er een plotselinge breuk in zijn carrière. De aanleiding daarvoor waren klachten van medebroeders over de door hem verspreide leer. Het gevolg was dat hij werd ontheven uit zijn ambt als provinciaal en er een inquisitieproces tegen hem werd gestart door de aartsbisschop van Keulen wegens ketterse geloofsuitspraken. Eckhart ging hiertegen in beroep waarbij hij zijn uitspraken onderbouwde en de bevoegdheid van de rechtbank aanvocht. Dit had echter geen effect en uiteindelijk belandde hij in Avignon, waar zich op dat moment het pauselijke hof bevond. Daar kwam het tot een hoorzitting voor een pauselijke commissie van theologen, die een adviesrapport opstelde, waarin 28 van zijn uitspraken als ketters werden aangeduid. Echter voordat uitspraak werd gedaan overleed Eckhart. Desondanks werd het proces tegen hem voortgezet. Op 27 maart 1329 maakte de paus bekend dat 17 van de 28 verdachte stellingen als ketters werden veroordeeld en de resterende 11 bekritiseerd. Eckhart werd verweten dat `hij meer had willen weten dan nodig was, verleid was door de duivel en het eenvoudige volk op een dwaalspoor had gebracht’. Tegelijkertijd werd meegedeeld dat hij zich vóór zijn dood altijd onvoorwaardelijk onderworpen had aan het oordeel van de paus. Daarom werd hij niet als hardnekkige ketter verdoemd. Voordat we ingaan op de visie van Eckhart zingen we het lied: Verborgen God, laat je toch vinden. Zingen: Verborgen God laat je toch vinden Meester Eckhart: wat leerde hij? Die visie van Eckhart laat zich niet gemakkelijk weergeven, zeker niet voor iemand zoals ik die tot voor enkele maanden terug nog nooit met Eckhart bezig is geweest. Kort door de bocht zou je zijn leer misschien het best kunnen aanduiden als: het afpellen van God en van je eigen ego zodat er verbinding tussen beide mogelijk wordt. Volgens Eckhart zijn onze Godsbeelden in de loop van de tijd vertroebeld geraakt door alles wat daar steeds weer op geprojecteerd is en aan toegevoegd. Dat projecteren en toevoegen van Godsbeelden gaat voortdurend door, ook nu nog. Het gebeurt ook niet altijd vanuit een verkeerde intentie maar vaak vanuit een reële behoefte in een bepaalde situatie. Zo is het idee dat het volk Israël door God uitverkoren was om zijn volk te zijn, een verbeelding die is ontstaan in tijden van onderdrukking. En veel van de beelden die op Jezus zijn geprojecteerd, zoals Messias, Gezalfde, Zoon van God – en die door Jezus zelf waarschijnlijk zijn afgewezen - , moeten worden begrepen vanuit de context waarin bv. de eerste discipelen opereerden. Maar in de loop van de tijd kwamen er daardoor wel steeds meer schillen om het Godsbeeld waardoor de kern uit beeld raakte. En een zelfde proces zien we bij mensbeelden. Als kinderen opgroeien vormen ze zich via hun ouders en opvoeders ideeën van wat zinvol is. Via ervaring krijgen ze verstand van de dingen en leren ze zich te behelpen om te overleven. Later, als hun praktisch kennis verder groeit tot rationaliteit, gaan ze naar wetmatigheden zoeken en proberen ze de werkelijkheid te beheersen en naar hun hand te zetten. In dat kader ontwikkelt zich ook hun zelfbeeld. Daar is op zich niets mis mee. Zo groeien mensen naar volwassenheid en neemt hun vermogen zich te handhaven toe. Maar op een gegeven moment kan een situatie ontstaan waarin alle eigen voorstellingen, hoe goed ook ontwikkeld, het werkelijk contact met anderen en met de eigen kern in de weg staan. Door de vertroebeling van zowel Gods- als mensbeeld ontstaat een steeds grotere afstand tussen beide en raakt het contact tussen beide verloren. De vraag is dan hoe dat contact kan worden hersteld. Volgens Eckhart is God per definitie in ieder mens aanwezig. God is dus niet buiten de mens maar in de mens. God is liefde en die liefde wil worden uitgeschonken in de mens, in de menselijke ziel. Of zoals Eckhart het zelf heeft uitgedrukt: Het gaat erom het contact tussen God en de menselijke ziel te herstellen. De vraag is hoe dat kan? Als de ziel vol is met andere zaken lukt dat niet. Daarom moet die ziel eerst leeg worden gemaakt, want waar God een leeg gemoed ontmoet, kan hij niet anders dan zich in heel zijn wezen geven en de ziel binnenstromen. Eckhart zegt: De leegte kan worden bereikt door stilte: zitten, zwijgen en luisteren. Dat wil echter niet zeggen dat men zich uit het leven moet terugtrekken, dat deed Eckhart zelf ook niet, want hij zegt ook: Het voert te ver om hier uitgebreider op de opvattingen van Eckhart in te gaan. Delen daarvan komen ook nog naar voren in de bijdragen van Wim en Yvonne. Eckhart heeft veel geschriften nagelaten en het vergt veel studie om ze goed te kunnen doorgronden. Maar de kern is wel duidelijk. Eckhart’s mystiek kan worden gekarakteriseerd als een mengeling van lichtheid en intense geborgenheid. En dat verklaart waarschijnlijk ook waarom hij in deze tijd weer populair is. De weg van Eckhart staat open voor ieder mens met welke culturele of spirituele achtergrond dan ook. Hij wijst op een oergegeven, een fundamentele weg, boven de godsdiensten uit. Waar het op aan komt is dat men afstand neemt van alles wat men meende te weten via ervaring, studie of kerkelijk onderricht, en dat men leeg en vrij wordt `zoals men was toen men nog niet was’. Pas als we in staat zijn ons ego opzij te zetten en onszelf leeg te maken ervaren we liefde en waarheid. Zingen: Aramees Onze Vader God in mij: wat kan ik ervan zeggen? Ik noteer wat er zo in mij opkwam toen ik iets hierover wilde opschrijven. Spontaan kwam het woord íntuitie' in mij op. Dat is een direkt weten zonder uitleg, zonder dat ik het kan verklaren, een woordeloos weten.. Ik weet dan onmiddellijk wat ik moet doen zonder daar diep over na te moeten denken..Dieren hebben dat ook : ze doen direkt iets wat ze vanuit hun wezen moeten doen. Het staat in contact met mijn onderbewuste waarin van alles is opgeslagen als een soort databank. Wat zou Eckhart geweten hebben over : het onbewuste en onderbewuste, de werking van ons brein waarin door elektrische impulsen allerlei gemoedstoestanden kunnen worden opgewekt.. De eenheid met God in mijn diepste zelf is dat iets wat ik aanneem omdat het via teksten aan mij is overgeleverd ? Kan ik dat echt ervaren of zijn mijn hersenen bezig : een biochemische algoritme die mij aangeeft dat God in mij is. In ieder geval vond ik de intuitie wel een goed spoor om bij de leegte te komen. Zingen: Nada te Turbe (tekst Theresa van Avilla) Nada te Turbe: wie God zoekt verlangt niet meer. God alleen vervult ons. Eckharts leer is lastig te doorgronden, hebben we gemerkt. Daarom krijgen jullie drie keer een verschillende insteek van wat wij als drie verschillende mensen gevonden hebben over Eckhart en over onszelf, toen we met hem aan de slag gingen. Hij is lastig te doorgronden en tegelijkertijd is zijn leer ook heel eenvoudig: Eckhart zegt: God en ik, wij zijn Eén! En dan gaat niet zozeer om Eenwórding, maar om Eenhéid! God en ik zijn Eén. God en ik zijn Éen. Klaar! Je hoeft zelfs niet meer te verlangennaar de Eenheid met God om de eenvoudige reden dat God en mens in de kern nooit van elkaar gescheiden zijn geweest. Dat leert Eckhart ons. Als je dat ervaren kunt, hoef je niet meer te verlangen, of te zoeken. God – de Ene - vervult je. Nada te turbe! Dat lijkt me heerlijk, maar zo vóel ik het lang niet altijd. Vaak is God, de Essentie, het Wezenlijke, voor mijn gevoel ver weg. Vaak kom ik niet verder dan een verlàngen naar het Goddelijke, en naar Eenheid. Eckhart zegt: ’Alle schepselen zijn een voetstap van God, maar de ziel is van nature Gods evenbeeld’. Hoe moet ik dat dan verstààn? Er is vaak zoveel lawaai en ballast in mijn leven en in mijn hoofd. Zorgen, angsten, mensen om mij heen, TV, reclame, krantenberichten. Gesprekken die nog nazoemen, gedachten, die heen en weer flitsen, opmerkingen die me geraakt hebben, to-do-lijstjes. Onrust, onrust. Ruis! Soms ben ik zo bezig met die oppervlakte laag, dat ik vergeet wie ik werkelijk ben. Dan hoopt die veelheid van buitenkantigheden zich op, bovenop die ruimte diep in mij, die leegte (waar Jan Kees en Wim het ook al over hadden) waar ik mijn oorsprong en mijn diepste Zijn weet. Die kern is er altijd. Bij iedereen. En die kern bestaat eruit dat wij bestaan uit en in God. Maar soms wordt die kern onttrokken aan het zicht door alles wat ons bezig houdt. Eckhart zegt: dat is allemaal maar oppervlaktestof. Als het opgewaaide stof is gaan liggen, komt er ruimte voor het diepste wezen van de mens om aan het licht te komen. Om bij die kern te komen is rust nodig, moet ik de stilte opzoeken. Het gaat dan om een innerlijke stilte, die geluid niet uitsluit. Een innerlijke rust, waar vanuit ik de wereld in ga. (Je hoeft dus geen kluizenaar te worden). Als het dan rustig wordt in mijzelf en alle stemmen tot zwijgen zijn gekomen, kan ik me overgeven aan de gedachte dat onder en achter al het lawaai een vreemdvertrouwde ruimte te ontdekken valt. Verstopt achter alles wat zichtbaar, tastbaar, waarneembaar is. Het is er leeg, stil, ontvankelijk. De diepste grond van mijn bestaan. De Bron van waaruit ik leef. Daar is alleen dat stille, onbeweeglijke Zijn. Daar ervaar ik ook het verlangen, het trekken –misschien wel een getrokken worden- naar het licht in mezelf. Het enige waar dat diepere ik naar verlangt, is het vinden van de Bron. Maar het is niet alleen een beweging van mij naar de Bron toe. Ik kan me ook gedragen voelen. Door een dragend Zijn. Als actief gebeuren. Als een tweerichtingverkeer. Die binnenste kern, dàt, dààr is de ziel waarvan Eckhart zegt dat het Gods evenbeeld is. Maar Eckhart signaleert niet alleen de ballast, die we geneigd zijn op onze ziel te stapelen. Hij is er zich ook van bewust dat wij mensen in de loop van alle eeuwen, in alle tijden, en in alle culturen en religies, ook heel veel ballast aan het beeld van God hebben gehangen. Als er een heilig Boek gebruikt wordt, zijn de interpretaties vaak niet van de lucht. (Guus Kuijer;) in de heilige boeken worden eigenschappen aan God toegeschreven die het goddelijke niet eens benàderen. Jan Kees noemde al wat voorbeelden uit het verleden, maar in deze tijd kunnen we er ook wat van! Hoe vaak maken we het niet mee dat mensen menen te weten wat de wil van God is, hoe God zich manifesteert, wat God al dan niet welgevallig is. Denk aan Jihad, abortus, exclusiviteit bij kerken, de enige ware leer. Het is niet Gods bedoeling … en dan kómt het … Een paar jaar geleden poneerden de Remonstranten hún God met posters: mijn God is optimistisch, mijn God begon met de oerknal, mijn God doet niet aan dogma’s, En wat te denken van de recente Nashville-verklaring over homo- en genderidentiteit. Allemaal opgehangen aan wat Gods woord zou zijn. En een ander voorbeeldje: de burgemeester van Freeport, waar DOW-industriepijpen fabriceert, en - bang is voor de werkgelegenheid in zijn stad- die zei laatst: “Ik dank God dat Die de mens plastic schenkt.” Tja, apart!! Wat plakken we niet allemaal aan etiketjes op God. Vaak word je van die stelligheden niet blij. Wij zoeken God, maar we weten van tevoren al hoe hij is, wat hij doet en zegt, wat hij vindt. Ontmoeten we dan God? Nee, dan ontmoeten we wie wij dénken dat God is. Of hoe we wíllen dat God is. Eckhart zegt: Zoek je God omdat je getroost wil worden? Zoek je God omdat je gehoord hebt dat je daar innerlijke rust van krijgt? Zoek je God als antwoord op je vragen? Vergeet het maar, zegt hij. Je zult God niet vinden, alleen een surrogaatvervulling van je verlangen. Je zoeken moet stil zijn. Zoeken zonder ‘waarom’. Zoeken vanuit een niet te stuiten innerlijke drang. “Waarom zoek je God? ”Om God te zoeken,” is bij Eckhart het enig juiste antwoord. Eckhart was niet de eerste en de enige die steigerde tegen al die kenmerken die we aan God toekennen. Altíjd zijn er al mensen geweest, vaak mystici, en die komen in alle religies voor, die al die sluiers, die door de mens over de Eeuwige gegooid zijn, weer weg trekken, als het ware weer afpellen. Tot de Onkenbare Leegte overblijft, waar we tot de essentie van het bestaan komen. En waar we de verbinding kunnen ervaren met het Heilige, het Goddelijke. De Eenheid.
Hoe meer oppervlaktedingen je aflegt, hoe verder je afdaalt naar bìnnen. Langs al je overtuigingen daal je af. Langs je mening over anderen, langs de beelden van jezelf en de beelden van God. Het is het luisteren naar de stem van de Ene in de klankschaal van je ziel. En hoe meer je loslaat, hoe meer ruimte er in je komt voor het Goddelijke en daarmee voor jezelf. En voor de ervaring van Eenheid met de Gotheit (dàt wat God is), met Ghod-a (kom tot jezelf). We hoeven geen kluizenaar te zijn om ín de stilte de roepstem van de ziel te verstaan. In alle levensomstandigheden kunnen we die innerlijke stem van de Ene horen . Maar hij is er altijd. Daarover gaat het volgende lied van Leonard Cohen. Luisteren: Who is calling (Leonard Cohen) Collecte Wit (J.C. van Schagen) Zingen: Jij, Licht in mij. Zegenbede
www.oecumenische-basisgemeente-apeldoorn.nl |
Indien u op de hoogte wil blijven van de activiteiten van
onze oecumenische basisgemeente kunt u zich abonneren op onze digitale
nieuwsbrief.
Stuurt u dan een e-mail naar: info@oecumenische-basisgemeente-apeldoorn.nl
Bijgewerkt: 7 maart 2019